Flashcards Vocabulary Chapter 1

Met deze kaartjes kun je de woorden van hoofdstuk 1 goed oefenen.

Spel 1 – ‘Memory new style’

Leg alle kaartjes met de Nederlandse vertaling naar boven. De jongste speler mag beginnen (of je doet ‘rock paper scissors’ natuurlijk, ook leuk). Als je de juiste vertaling van het woord weet en noemt, controleer je je antwoord met het woord op de achterkant (het Engelse woord). Is het goed? Dan mag je het kaartje houden en op je stapel leggen. Heb je het woord fout, dan gaat de beurt naar de andere speler. Als alle kaarten op zijn, tel je je kaartjes en degene met de meeste kaartjes heeft gewonnen.

Spel 2 –  Say the word

Je zit tegenover elkaar. Speler 1 heeft alle kaartjes vast en houdt telkens 1 kaartje in de lucht (met het Nederlandse of Engelse woord naar voren). Speler 2 moet de vertaling noemen. Is deze vertaling goed, dan legt speler 1 deze op het stapeltje ‘goed’. Is deze vertaling fout, dan legt speler 1 deze op het stapeltje ‘fout’. Als alle kaartjes op zijn, herhaal je de woordjes van stapel ‘fout’ tot deze stapel helemaal verdwenen is.

Spel 3 – Domino

In een groep van 4 pak je het dominospel van de woordenlijst. Verdeel alle kaartjes onder alle spelers. Op 1 van de kaartjes staat ‘start’ dit is het eerste kaartje waarmee het spel begint. Op ieder kaartje staat een Nederlands woord en een Engels woord (dit is niet hetzelfde woord). De speler met het startkaartje begint met het woord op de achterkant (dit is een Nederlands woord). De andere spelers moeten uit hun stapel de vertaling van dit Nederlandse woord vinden. De speler die dit woord heeft, leest de Engelse vertaling, en zegt het Nederlandse woord wat op de achterkant van dat kaartje staat. Vervolgens kijken de andere spelers weer of zij het kaartje met de deze Engelse vertaling hebben etc. etc. etc.

Have Fun!!

Woordenlijst 1thv Theme 1

Plaats een reactie

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑